Juryrapport Latijn volwassenen 2023-2024

De vertaalopgave Latijn voor 2024 was evenals in de vorige jaren afkomstig uit een minder bekende tekst. Met Decimus Magnus Ausonius (ca. 310 – 395) zitten we nog wel in de oudheid (anders dan vorig jaar), maar zijn wereld is voor een groot deel een heel andere geworden dan in de vertrouwde ‘klassieke’ auteurs. Al was het maar omdat in de 4e eeuw het christendom sterk groeide, waardoor ook dichters zoals Ausonius minstens pro forma zich moesten aansluiten bij het nieuwe geloof. In de vertaalopgave is van dat laatste overigens niets te merken.

De opgave omvatte het begin en het einde van Ausonius’ dichterlijke portettenreeks van steden, de Ordo urbium nobilium. Het begin is een eenregelig gedicht over Rome, het einde een lofzang van 41 regels op Ausonius’ eigen geboorteplaats Bordeaux. Een tekst over Rome én over Bordeaux is daarmee ook representatief voor Ausonius als ‘Gallo-Romein’.

Het eenregelige gedicht over Rome lijkt niet bijzonder moeilijk. Toch vraagt het van vertalers bondigheid en een goed gevoel voor ritme. Juist doordat de dichter hier zo op de millimeter opereert komt het aan op ieder woord, haast iedere letter. In het lange gedicht over Bordeaux moeten vertalers deels andere keuzes maken. Soms lijkt Ausonius hier wel erg overdadig, of geleerd, of allebei tegelijk, zodat hier en daar de leesbaarheid in het geding komt bij een al te letterlijke weergave. Kortom, geen gemakkelijke opgave dit jaar!

De vertaalcommissie heeft deze keer vier inzendingen geselecteerd om, in anonieme vorm, aan de vertaaljury voor te leggen. Dit jaar zijn er opnieuw geen aparte categorieën voor classici en niet-classici. De jury heeft op dit punt dus ook geen verschil kunnen maken.

De vier voorgedragen vertalingen hebben allemaal een loffelijke poging gedaan om Ausonius’ lastige Latijn om te zetten in een adequate Nederlandse versie. De vertalingen van Stijn Coppens en Tom Ingelbrecht en bieden daarbij duidelijk iets extra’s door hun doelgerichte keuze voor een vaste vorm die zich leent voor aantrekkelijk Nederlands. In de onderlinge vergelijking wint Stijn Coppens het op punten: de vertaling heeft een iets poëtischer karakter en de vertaler lijkt een iets fermere greep te hebben op haar of zijn talige gereedschapskist. De tekst is weliswaar niet foutloos (zo is ancipiti vertice uit 38 onjuist weergegeven als "bovenaan een bergtop met twee pieken", dit ondanks de in de opgave gegeven aantekening "waarbij onduidelijk is wie de beste is"!) Maar het geheel overziend draagt de jury graag de fraaie vertaling van Stijn Coppens voor de eerste plaats voor, en de eveneens geslaagde vertaling van Tom Ingelbrecht voor een eervolle tweede plaats.

Ter kennismaking met de vier inzendingen citeert de jury graag van elk de beginregel over Rome:

Prima urbes inter, divum domus, aurea Roma.

Stijn Coppens (1): "Eerste der steden, woning voor goden, Rome van goud"
Sjoerd van Dongen (2): "Plek nummer één voor Gouden Stad en godenthuis Rome"
Tom Ingelbrecht (3): "Vorstin onder de steden, huis der goden, gouden Rome"
Mieke van der Sluijs (4): "De eerste onder de steden, het huis van de goden, is het gouden Rome."

De eerste drie vertalingen kiezen voor een metrische weergave, al is het gekozen metrum niet meteen evident. Kennelijk wordt eerst tweemaal een Nederlandse hexameter beoogd, al is die in (1) niet compleet (technisch beter was geweest: "... woning voor goden, Gouden Rome") en loopt hij in (2) wat ongemakkelijk, vooral door het ritme in "gódenthuis". In (3) lijkt een jambische zevenvoeter bedoeld, en wordt een inhoudelijk element toegevoegd ("vorstin"). Vertaling (4) kiest voor proza, wat de langste van de vier vertalingen oplevert. Geen van de vier vertalingen is helemaal raak, maar compleet ernaast zijn ze gelukkig evenmin.

In de weergave van het Bordeaux-gedicht laten de vier vertalingen zich beter kennen en lopen ze ook duidelijker uiteen.

Mieke van der Sluijs kiest consequent voor een vertaling in proza, waarbij steeds wordt gestreefd naar een weergave van één regel per vers. Dat levert breed uitwaaierende regels op:

"Bordeaux mijn geboortegrond is mijn einddoel; waar het klimaat mild is
en de opbrengst van de overvloedig bevloeide landerijen rijkelijk,
de lentes lang zijn en de winters zacht, zich opwarmend aan de nieuwverschenen zon"

Ook in de hymnische regels is dit te zien:

"Gegroet, bron van onbekende herkomst, heilig verkwikkend, niet aflatend,
glashelder, azuurblauw, diep, ruisend, peilloos, schaduwrijk.
Gegroet, weldoener van de stad, te drinken met heilzame teugen"

Ten slotte de afsluitende regels:

"Dit is mijn vaderland: maar Rome gaat elk vaderland te boven, 
ik houd van Bordeaux, Rome vereer ik; hier ben ik burger 
in beide ben ik consul; hier stond mijn wieg, daar mijn ambtszetel."

De weergave is over het algemeen correct, maar qua vorm heeft de jury hier nog wel iets te wensen over. Met de poëtische vorm was hier wellicht iets meer te doen geweest.

Sjoerd van Dongen opteert ook in het Bordeaux-gedicht voor de Nederlandse hexameter. Daarmee wordt in elk geval expliciet recht gedaan aan de vorm van Ausonius’ gedicht. Maar zoals vaker blijft het de vraag of een direct equivalent van de Latijnse versvorm het meest geschikt is voor het Nederlands. In het volgende fragment zien we een paar stevige ingrepen die lijken voort te vloeien uit de gekozen vorm.

"Schaam ik me? Ho maar: mijn thuis is toch niet het wild en ruw Rijnland, ook niet in ’t ijzige noorden, de Haemus, daar heb ik mijn thuis. Bordeaux is mijn grond van geboorte! De min’lijke mildheid van ’t weer daar, gul ook de rijk’lijk bewaterde grond, overvloedig diens gunsten,

lang is je lente, lauwwarm voorts je winter met gloednieuwe zon, getijdenrivieren, wier stromen tot onder de wijnranker heuvels schuimen, volgend het vloeien, bewegen en gaan van het zeetij"

Behalve de ritmische effecten valt op dat de vertaler kiest voor een overgang naar de tweede persoon enkelvoud (in "je lente/ je winter"). Dat is op zichzelf verrassend en creatief, maar wijkt feitelijk af van wat Ausonius doet. Merkwaardig genoeg kiest (2) in de verzen 3035 voor een geheel ander metrum, namelijk de jambische vijfvoeter:

"Gegroet, fontein – je bron ons vreemd – sacraal, zo glinsterend als glas, ons voedend, blauw, al ruisend, eeuwig door, in koele schaâuw, immens hoe diep, geen zand maar schone praal"

Aan het slot (36 en verder) volgt dan een wat merkwaardige mengeling van hexameters en jambische vijfvoeters:

"Dit is m’n thuisstad; Rome doch steekt alle and’ren de loef af.
Liefhebben doe ik Bordeaux, zo Rome vereer ik, 
Hier ben ik burger, consul ben ik in beide,
Hier stond mijn wiegje, daar mijn curulische zetel."

2e plaats: Tom Ingelbrecht kiest consequent voor de jambische zevenvoeter, de versvorm die in de klassieke vertaalwereld is geïntroduceerd door M. d’Hane-Scheltema in haar vertalingen van Vergilius’ Aeneis en Ovidius’ Metamorfosen. Dat levert prettig leesbare verzen op:

"Ik schaam mij er niet voor: ik woon niet in het barbaarse Rijnland, mijn thuis is ook geen huis van ijs bij de bevroren Haemus. Bordeaux is mijn geboortegrond; haar lucht is mild en matig, haar akkerland is vruchtbaar en geniet van welig water, de lente duurt hier lang, een prille zon verwarmt de winter"

Ook in de hymnische regels werkt dit goed:

"Gegroet dus, zegenrijke bron van onbekende oorsprong, verheven en voor eeuwig, azuurblauw en kristalhelder, 
met bodemloos geborrel, lommerrijk en zonder modder. Gegroet, beschermgeest van de stad, u drinken brengt genezing"

En het slot luidt trefzeker:

"Dit is mijn land, maar boven ieder vaderland rijst Rome.
Bordeaux is waar mijn hart ligt, maar mijn achting gaat naar Rome. Bordeaux is waar ik burger ben, maar consul ben ik in beide, mijn wieg staat in Bordeaux, maar mijn senatorstoel in Rome."

1e plaats: Stijn Coppens (classicus) ten slotte, kiest eveneens voor de zevenvoetige jambe. Blijkbaar heeft mevrouw d'Hane veel vertalers kunnen inspireren! En in deze versie lijkt het allemaal nóg wat soepeler te lopen.

"En toch, ik schaam me niet. Ik woon toch niet bij de barbaarse Rijnoevers of de koude Haemon, krakend van de vrieskou? Bordeaux is mijn geboortegrond. De hemel is er vredig en mild, de waterrijke landen zijn er gul en teder, de lente lang, de winter brengt er zacht de nieuwe zon"

Alles valt hier als vanzelf op zijn plaats in deze welluidende weergave. Ter vergelijking ook hier enkele van de hymnische regels:

"Ik groet u, waar gij ook ontspringt, als heilig, voedster, eeuwig, als glazen, glanzend, ruisend, diep en donker zonder modder. Ik groet u, levenskracht der stad, wier slokken helend werken"

Ook de afsluiting is net iets poëtischer dan in (3) en bovendien een regel korter. Dat is niet alleen conform het Latijnse origineel, maar brengt ook wat meer spanning in de verzen:

"Dit is mijn thuis, maar elke thuis moet plaats afstaan aan Rome.

Bordeaux bemin ik, Rome eer ik. Als burger in de eerste en consul in de tweede, staat hier mijn wieg en daar mijn ambtsstoel" 

Hieronder volgt de volledige winnende vertaling:

1. ROME
Eerste der steden, woning voor goden, Rome van goud.

20. BORDEAUX
Schandalig was het eigenlijk al lang, dat ik bleef zwijgen 
van jou, mijn thuis, de stad van wijn en helden en rivieren,
vermaard om haar vernuft, haar deugd, haar adellijke leiders. 
Hierboven had ik jou nog niet vermeld en daarom leek het
alsof ik die bescheiden stad van mij zodanig kende,
dat ik mijn thuis geen onverdiende lofzang waardig achtte.
En toch, ik schaam me niet. Ik woon toch niet bij de barbaarse 
Rijnoevers of de koude Haemon, krakend van de vrieskou?

Bordeaux is mijn geboortegrond. De hemel is er vredig
en mild, de waterrijke landen zijn er gul en teder,
de lente lang, de winter brengt er zacht de nieuwe zon. 
Daar, onder balken waarop ranken rusten klotsen hevig
rivieren, volgen met hun deining het ritme van de zeeën.

De wallen, vierkante gedaanten, die zich met hoge torens 
verheffen, dringen met hun toppen zelfs de wolken binnen. 
Vergaap je aan de wegen, netjes onderling geordend,
en aan de schikking van de huizen, of de brede pleinen
-ze doen hun Griekse naam platea alle eer aan! Kijk eens:
in rechte lijn beantwoorden de poorten ieder kruispunt.

Dwars door de stad glijdt uit haar bron een stroom binnen haar bedding.
Je zal die watermassa met haar vloot vooruit zien kolken, 
als vader Oceaan bij eb haar vol met zee zal vullen.

Vertel ik nog van de fontein, bekleed met Parisch marmer?
De stroom die gutst uit het kanaal! De peilloos diepe golven! 
Het water zwelt en borrelt! Kwistig stort een vloed voorover
en spat langs twaalf monden op tegen de brede boorden.
Tallozen leste ze de dorst, en zonder uit te drogen.

Hier had je wél je kamp graag opgeslagen, koning Xerxes
wanneer je mannen heel de stroming leeggedronken hadden.
Van hieruit had je wél je uitheems water willen halen 
de stad door, hoewel je doorgaans slechts Coaspeswater duldde. 

Ik groet u, waar gij ook ontspringt, als heilig, voedster, eeuwig,
als glazen, glanzend, ruisend, diep en donker zonder modder.
Ik groet u, levenskracht der stad, wier slokken helend werken,
Divona voor devote Kelten, bron die ook godin was. 
Een teugje uit Abano of de klaarte van de bronnen
in Nîmes is niet zo zuiver. Gij bruist meer dan de Timao.

Dit laatste lied voleindt mijn bundel met beroemde steden. 
Zoals het onvolprezen Rome eerst kwam, komt de laatste
plaats Bordeaux toe, bovenaan een bergtop met twee pieken.
Dit is mijn thuis, maar elke thuis moet plaats afstaan aan Rome. 
Bordeaux bemin ik, Rome eer ik. Als burger in de eerste
en consul in de twee, staat hier mijn wieg en daar mijn ambtsstoel.

(Stijn Coppens)